Piet Paaltjens (1835 - 1894) (ja)
Piet Paaltjens (1835 - 1894) (ja)
Omdat Piet Paaltjens meer dan 70 jaar geleden overleden is, zijn zijn gedichten vrij van copyright.
Er mogen dus meer gedichten geplaatst worden.
Dettie
Er mogen dus meer gedichten geplaatst worden.
Dettie
Geplaatst: 04 feb 2006 03:21 pm
Aan Rika
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
Piet Paaltjens
Uit: Tijgerlelies (1851-1853)
Piet Paaltjens was het pseudoniem van François Haverschmidt.
Nederlands dichter. *14.2.1835 Leeuwarden, overl. 19.1.1894 Schiedam.
Aan Rika
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
Piet Paaltjens
Uit: Tijgerlelies (1851-1853)
Piet Paaltjens was het pseudoniem van François Haverschmidt.
Nederlands dichter. *14.2.1835 Leeuwarden, overl. 19.1.1894 Schiedam.
Geplaatst: 05 feb 2006 10:23 am
Immortellen XLIX
Wel menigmaal zei de melkboer
Des morgens tot haar meid:
'De stoep is weer nat.' Och, hij wist niet
Dat er 's nacht op die stoep was geschreid.
Nu, dat hij en de meid het niet wisten,
Dat was minder; - maar dat zij
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij.
Piet Paaltjens,
Uit Immortellen (1850-1852)
Dit heb ik altijd zo'n leuk gedicht gevonden.
Lizzy
Immortellen XLIX
Wel menigmaal zei de melkboer
Des morgens tot haar meid:
'De stoep is weer nat.' Och, hij wist niet
Dat er 's nacht op die stoep was geschreid.
Nu, dat hij en de meid het niet wisten,
Dat was minder; - maar dat zij
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij.
Piet Paaltjens,
Uit Immortellen (1850-1852)
Dit heb ik altijd zo'n leuk gedicht gevonden.
Lizzy
Geplaatst: 05 okt 2006 09:15 am
Immortele LX
Toen Knaap mij de laatste maal knipte,
Was hij aangedaan onder zijn werk.
"Wat wordt u al grijs!" sprak hij somber,
"Ik vrees, u studeert te sterk."
En Jongmans, toen hij mij gistren
De maat voor een pantalon nam,
Keek van mijn magerheid zóó op,
Dat ik dacht, dat hem iets overkwam.
Vader Müller ontzei me zijn tafel.
Ze verliep anders heelemaal.
Mijn holle kaak deed de lui denken.
Het eten was bij hem zo schraal.
En mijn oppasser heeft zelfs den ploert al
Een goed woord voor een draagplaats verzocht,
Als soms mijnheers begraafnis
Te Leiden plaats hebben mocht.
Maar wie er ook zien en beweenen,
Dat ik zoo jong moet vergaan,
Niet hare grijsblauwe oogjes,
En die hebben 't mij juist gedaan.
Piet Paaltjens (1835-1894)
Uit Immortellen (1850-1852)
Vader Müller - de Duitse restauranteigenaar in de Breestraat te Leiden
oppasser - verzorger van studenten in de 19e eeuw
ploert - hospes, huiseigenaar bij wie een student een kamer huurde
draagplaats - plaats als lijkdrager (voor de ploert)
Dettie
Immortele LX
Toen Knaap mij de laatste maal knipte,
Was hij aangedaan onder zijn werk.
"Wat wordt u al grijs!" sprak hij somber,
"Ik vrees, u studeert te sterk."
En Jongmans, toen hij mij gistren
De maat voor een pantalon nam,
Keek van mijn magerheid zóó op,
Dat ik dacht, dat hem iets overkwam.
Vader Müller ontzei me zijn tafel.
Ze verliep anders heelemaal.
Mijn holle kaak deed de lui denken.
Het eten was bij hem zo schraal.
En mijn oppasser heeft zelfs den ploert al
Een goed woord voor een draagplaats verzocht,
Als soms mijnheers begraafnis
Te Leiden plaats hebben mocht.
Maar wie er ook zien en beweenen,
Dat ik zoo jong moet vergaan,
Niet hare grijsblauwe oogjes,
En die hebben 't mij juist gedaan.
Piet Paaltjens (1835-1894)
Uit Immortellen (1850-1852)
Vader Müller - de Duitse restauranteigenaar in de Breestraat te Leiden
oppasser - verzorger van studenten in de 19e eeuw
ploert - hospes, huiseigenaar bij wie een student een kamer huurde
draagplaats - plaats als lijkdrager (voor de ploert)
Dettie
Geplaatst: 05 okt 2006 09:23 am
Immortelle LXXII: Wij zaten met ons vieren
Wij zaten met ons vieren
In den tuin van de sociëteit.
"Kijk, jongens!" riep Sand, "wat passeert daar
Een eeuwig knappe meid."
"Ja," zei Kaai, "dat's een pracht van een meisje!
Zoo zijn er geen twaalf in 't land"
"Ik hoor," zuchtte Haas, "ze is in stilte
Geëngageerd met een luitenant."
"Wat mankeert je, Paal?" riep Sand weer,
"Je wordt zoo bleek als de door!
Neem wat dubbelgebeide!" - "Neen, Dundas!"
Schreeuwde Haas, "breng gauw een glas rood!"
Wel dronk ik, om Haas te pleizieren,
Het rood uit, - ook smaakte 't wel goed, -
Maar op geen van mijn beide wangen
Herriep het den rozengloed.
Sinds ik weet, dat een luitnant in stilte
Mag bluffen op háár bezit,
Zien mijn vroeggeknakte wangen
Onherroepelijk marmerwit.
Piet Paaltjens
Uit Immortellen (1850-1852)
Kaai is Willem van der Kaay, die evenals Sand (A. van Wessem) tot Haverschmidts beste vrienden behoorde.
Haas is de bijnaam van Haverschmidt zelf.
Dettie
Immortelle LXXII: Wij zaten met ons vieren
Wij zaten met ons vieren
In den tuin van de sociëteit.
"Kijk, jongens!" riep Sand, "wat passeert daar
Een eeuwig knappe meid."
"Ja," zei Kaai, "dat's een pracht van een meisje!
Zoo zijn er geen twaalf in 't land"
"Ik hoor," zuchtte Haas, "ze is in stilte
Geëngageerd met een luitenant."
"Wat mankeert je, Paal?" riep Sand weer,
"Je wordt zoo bleek als de door!
Neem wat dubbelgebeide!" - "Neen, Dundas!"
Schreeuwde Haas, "breng gauw een glas rood!"
Wel dronk ik, om Haas te pleizieren,
Het rood uit, - ook smaakte 't wel goed, -
Maar op geen van mijn beide wangen
Herriep het den rozengloed.
Sinds ik weet, dat een luitnant in stilte
Mag bluffen op háár bezit,
Zien mijn vroeggeknakte wangen
Onherroepelijk marmerwit.
Piet Paaltjens
Uit Immortellen (1850-1852)
Kaai is Willem van der Kaay, die evenals Sand (A. van Wessem) tot Haverschmidts beste vrienden behoorde.
Haas is de bijnaam van Haverschmidt zelf.
Dettie
Geplaatst: 05 okt 2006 09:29 am
Het geheim
Wij zaten te keuvelen,
Daar klonk van de heuvelen
Een weemoedige triller -
Het was Ludwig Hiller:
De begaafde kunstenaar,
De wreedgeschokte,
Die aan zijn klarinet
Die triller ontlokte.
Nooit sprak er ergens
Zo ver mij bekend,
Dieper weemoed
Uit een blaasinstrument.
Het was waarlijk
Om zich te verbazen,
Zo naar stond die
Man daar te blazen!
Maar neen, verbazen
Dat deden we ons niet;
Want we kenden
De reden van zijn verdriet.
Eén onzer althans,
Die er alles van wist,
Van het vreeslijk geheim
Van de clarinettist!
Piet Paaltjens
Uit: Nagelaten snikken
Dettie
Het geheim
Wij zaten te keuvelen,
Daar klonk van de heuvelen
Een weemoedige triller -
Het was Ludwig Hiller:
De begaafde kunstenaar,
De wreedgeschokte,
Die aan zijn klarinet
Die triller ontlokte.
Nooit sprak er ergens
Zo ver mij bekend,
Dieper weemoed
Uit een blaasinstrument.
Het was waarlijk
Om zich te verbazen,
Zo naar stond die
Man daar te blazen!
Maar neen, verbazen
Dat deden we ons niet;
Want we kenden
De reden van zijn verdriet.
Eén onzer althans,
Die er alles van wist,
Van het vreeslijk geheim
Van de clarinettist!
Piet Paaltjens
Uit: Nagelaten snikken
Dettie
Geplaatst: 06 okt 2006 10:07 pm
Sinds ik weet, dat een luitnant in stilte
Mag bluffen op háár bezit,
Zien mijn vroeggeknakte wangen
Onherroepelijk marmerwit.
Ocharme ben ik dan geneigd te zeggen.
Zijn gedichten klinken humoristisch...
toch macaber als je weet dat hij zich verhing aan een koord aan zijn bed...
grimlachjes dan toch.
Tiba.
Sinds ik weet, dat een luitnant in stilte
Mag bluffen op háár bezit,
Zien mijn vroeggeknakte wangen
Onherroepelijk marmerwit.
Ocharme ben ik dan geneigd te zeggen.
Zijn gedichten klinken humoristisch...
toch macaber als je weet dat hij zich verhing aan een koord aan zijn bed...
grimlachjes dan toch.
Tiba.
Geplaatst: 07 okt 2006 07:59 am
ANTWOORD UIT LEIDEN
Uw minnedicht bevalt mij niet. Verdwijn,
Mijnheer! Het is wellicht de kolendamp,
Die schade heeft berokkend aan uw brein
Of anders uw studentengeslampamp.
De inhoud van uw fantasieproduct,
Mijnheer, heeft mij afgrijselijk ontsteld.
Daarom, ik zeg het u onopgesmukt,
Wil ik u niet ontmoeten, voor geen geld!
Ik wensch niet weer te hooren van uw plan,
Dat onwelvoeglijk is, en vol gevaar.
Ge noemt uzelven een ontwikkeld man?
Ik heet u woesteling en moordenaar!
Hier treedt wel overtuigend aan den dag.
Hoezeer de studie (of de 'poëzij')
Terstond het menschelijk fatsoen vermag
Te doen verkeeren in een woestenij.
Met u verplet te worden door een trein?
Ik hoop, dat uw dolzinnigheid bedaart
Door sober leven, goede medicijn
En ook wat minder dichten uiteraard.
Drs. P.
Uit: Antwoord uit Leiden (bibliofiel, 175 ex.) (1984)
Drs. P. is een bewonderaar van Piet Paaltjens, zijn antwoord uit Leiden (is een antwoord op het gedicht "Aan Rika") is een poging in de trant van Piet Paaltjens te dichten.
Bron: http://www.pietpaaltjens.nl/overpietpaaltjens.htm
Dettie
ANTWOORD UIT LEIDEN
Uw minnedicht bevalt mij niet. Verdwijn,
Mijnheer! Het is wellicht de kolendamp,
Die schade heeft berokkend aan uw brein
Of anders uw studentengeslampamp.
De inhoud van uw fantasieproduct,
Mijnheer, heeft mij afgrijselijk ontsteld.
Daarom, ik zeg het u onopgesmukt,
Wil ik u niet ontmoeten, voor geen geld!
Ik wensch niet weer te hooren van uw plan,
Dat onwelvoeglijk is, en vol gevaar.
Ge noemt uzelven een ontwikkeld man?
Ik heet u woesteling en moordenaar!
Hier treedt wel overtuigend aan den dag.
Hoezeer de studie (of de 'poëzij')
Terstond het menschelijk fatsoen vermag
Te doen verkeeren in een woestenij.
Met u verplet te worden door een trein?
Ik hoop, dat uw dolzinnigheid bedaart
Door sober leven, goede medicijn
En ook wat minder dichten uiteraard.
Drs. P.
Uit: Antwoord uit Leiden (bibliofiel, 175 ex.) (1984)
Drs. P. is een bewonderaar van Piet Paaltjens, zijn antwoord uit Leiden (is een antwoord op het gedicht "Aan Rika") is een poging in de trant van Piet Paaltjens te dichten.
Bron: http://www.pietpaaltjens.nl/overpietpaaltjens.htm
Dettie
Geplaatst: 22 jan 2007 09:24 am
Adam en Eva
Adam en Eva,
Die aten samen gort.
Adam had een broekjen aan
En Eva droeg een schort.
Als ik mij niet zéér vergis,
Is dat lang geleden,
Maar het ging (of 'k heb het mis!)
Toen al net als heden.
Eva's die de broek aanhebben,
Zijn de rechte Eva's niet,
En een Adam met een schort voor
Noemde men een keukenpiet.
Wat de kroon is voor een koning,
Voor de huisvrouw is haar schort.
Draag de uwe steeds met eere,
En 't ontbreek't u nooit aan - gort.
Piet Paaltjens (1835-1894)
Adam en Eva
Adam en Eva,
Die aten samen gort.
Adam had een broekjen aan
En Eva droeg een schort.
Als ik mij niet zéér vergis,
Is dat lang geleden,
Maar het ging (of 'k heb het mis!)
Toen al net als heden.
Eva's die de broek aanhebben,
Zijn de rechte Eva's niet,
En een Adam met een schort voor
Noemde men een keukenpiet.
Wat de kroon is voor een koning,
Voor de huisvrouw is haar schort.
Draag de uwe steeds met eere,
En 't ontbreek't u nooit aan - gort.
Piet Paaltjens (1835-1894)
Geplaatst: 03 jun 2008 05:27 pm
Heey!
Ik moet voor Nederlands van een ongeziene gedicht de inhoud en vorm bespreken. Ik heb voor het gedicht "aan Rika" gekozen. Nu vroeg ik mij af of dit gedicht over een liefde gaat die ontstaat na het zien van iemand in de trein of zit hier meer achter (verwijzingen naar engelen, het licht??)
Zouden jullie mij astublieft een beetje wil helpen?
alvast bedankt!
Groetjes,
Sanne.
Heey!
Ik moet voor Nederlands van een ongeziene gedicht de inhoud en vorm bespreken. Ik heb voor het gedicht "aan Rika" gekozen. Nu vroeg ik mij af of dit gedicht over een liefde gaat die ontstaat na het zien van iemand in de trein of zit hier meer achter (verwijzingen naar engelen, het licht??)
Zouden jullie mij astublieft een beetje wil helpen?
alvast bedankt!
Groetjes,
Sanne.
Geplaatst: 03 jun 2008 06:19 pm
Piet Paaltjens echte naam was Francois Haversmit.
Piet Paaltjens stond bekend om zijn droevige humor (melancholiek)
Dit gedicht is ook droevige humor.
In dit gedicht staat dat hij een vrouw zag zitten in een sneltrein die voorbij kwam.
Hij zat zelf ook in een trein die de andere kant op ging. Dat is ook de enige keer dat hij haar gezien heeft.
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
Maar toch is hij onmiddellijk verliefd geworden
ondanks dat hij haar maar in een flits gezien heeft
Ze heeft in die hele korte tijd zo'n indruk gemaakt dat hij
daarna niet echt meer kan lachen (fletse lach)
Hij kan helemaal niet meer echt blij zijn (geen enkel blij glimlachje liet ik meer)
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Hij viel op haar blonde haar en mooie blauwe ogen, (waarom hebt gij van dat blonde haar.. Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?)
hij vond dat ze er uit zag als een engel met die blonde haren en blauwe ogen, volgens hem ziet een engel er zo uit. (Daar de englen aan te kennen zijn)
Blond haar en blauwe ogen daar heeft hij een zwak voor, vindt hij geweldig, hij wordt snel verliefd op vrouwen met blond haar en blauwe ogen, daar kan hij eigenlijk niet tegen, als hij zulke vrouwen ziet dan smelt hij weg. ( Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!)
Hij zegt eigenlijk waarom liet je je zien, verwijt haar dat een beetje.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
Daarna gaat hij door met verwijten (hij neemt het haar een beetje kwalijk)
Hij zegt: Waarom ging je zo snel voorbij?
Waarom rukte je de treindeur niet meteen open om je armen om me heen te slaan (En om mijn hals uw armen vastgekneld) en mij te kussen?( En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?)
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Hij zegt: je was zeker bang (vreesdet) voor een treinongeluk?
Maar Rika (zo noemt hij haar in gedachte) wat zou het heerlijk (zaalger) voor mij geweest zijn om samen met jou te sterven onder de wielen van de trein.
(dan waren ze voor altijd samen geweest denkt hij dan)
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
Is het zo een beetje duidelijk?
Als je nog vragen hebt roep maar.
Dettie
Piet Paaltjens echte naam was Francois Haversmit.
Piet Paaltjens stond bekend om zijn droevige humor (melancholiek)
Dit gedicht is ook droevige humor.
In dit gedicht staat dat hij een vrouw zag zitten in een sneltrein die voorbij kwam.
Hij zat zelf ook in een trein die de andere kant op ging. Dat is ook de enige keer dat hij haar gezien heeft.
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
Maar toch is hij onmiddellijk verliefd geworden
ondanks dat hij haar maar in een flits gezien heeft
Ze heeft in die hele korte tijd zo'n indruk gemaakt dat hij
daarna niet echt meer kan lachen (fletse lach)
Hij kan helemaal niet meer echt blij zijn (geen enkel blij glimlachje liet ik meer)
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Hij viel op haar blonde haar en mooie blauwe ogen, (waarom hebt gij van dat blonde haar.. Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?)
hij vond dat ze er uit zag als een engel met die blonde haren en blauwe ogen, volgens hem ziet een engel er zo uit. (Daar de englen aan te kennen zijn)
Blond haar en blauwe ogen daar heeft hij een zwak voor, vindt hij geweldig, hij wordt snel verliefd op vrouwen met blond haar en blauwe ogen, daar kan hij eigenlijk niet tegen, als hij zulke vrouwen ziet dan smelt hij weg. ( Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!)
Hij zegt eigenlijk waarom liet je je zien, verwijt haar dat een beetje.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
Daarna gaat hij door met verwijten (hij neemt het haar een beetje kwalijk)
Hij zegt: Waarom ging je zo snel voorbij?
Waarom rukte je de treindeur niet meteen open om je armen om me heen te slaan (En om mijn hals uw armen vastgekneld) en mij te kussen?( En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?)
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Hij zegt: je was zeker bang (vreesdet) voor een treinongeluk?
Maar Rika (zo noemt hij haar in gedachte) wat zou het heerlijk (zaalger) voor mij geweest zijn om samen met jou te sterven onder de wielen van de trein.
(dan waren ze voor altijd samen geweest denkt hij dan)
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
Is het zo een beetje duidelijk?
Als je nog vragen hebt roep maar.
Dettie
IMMORTELLEN XVI
Zijn goudblonde lokken en knevel,
--Zijn geestvolle neus en mond,
Zijn vergeetmijnietblik, zijn tenorstem
--En zijn New- Foundlandse hond,
Ik moet er gedurig aan denken;
--Zelfs adem ik soms nog flauw
De geur in van zijn sigaren.
--Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw.
Ruik ik opnieuw die sigaren
--dan wordt ik eensklaps zo raar.
Is't, omdat hij ze rookte,
--Of was de tabak mij te zwaar?
Piet Paaltjens
Een van de laatste rokersgedichten, ooit waren ze populair, tot er een taboe ging op rusten.
mira
Zijn goudblonde lokken en knevel,
--Zijn geestvolle neus en mond,
Zijn vergeetmijnietblik, zijn tenorstem
--En zijn New- Foundlandse hond,
Ik moet er gedurig aan denken;
--Zelfs adem ik soms nog flauw
De geur in van zijn sigaren.
--Hij kocht ze gewoonlijk bij Blaauw.
Ruik ik opnieuw die sigaren
--dan wordt ik eensklaps zo raar.
Is't, omdat hij ze rookte,
--Of was de tabak mij te zwaar?
Piet Paaltjens
Een van de laatste rokersgedichten, ooit waren ze populair, tot er een taboe ging op rusten.
mira
Terug naar “Gedichten O-P-Q/R”
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 3 gasten