Geplaatst: 15 nov 2006 12:30 pm
Ik vond dit ook nog:
De reeks "Verzen 1895" is een dichterlijke verbeelding rond het doodsbed van een jong meisje.
Probeer de lange, windende, enjamberende en vaak aan de grammaticale controle ontsnappende zinnen te lezen als het verslag van een steeds maar doorgaand bewustzijnsproces dat cirkelt rond het gegeven van de onbereikbaarheid van deze geliefde dode/ dode geliefde.
Aan het slot van het eerste gedicht ("De bedgordijnen hangen zoo ijl") heeft de ‘ik’ zich via de herinnering een voorstelling binnengemanœuvreerd waarin de onbereikbaarheid van ‘u’ veranderd is in ontvankelijkheid.
In het derde gedicht van de reeks — in de bloemlezing het tweede, "O, als ik dood zal, dood zal zijn" — herinnert 'ik' zich de woorden van de stervende.
In het zesde en voorlaatste gedicht — hier het derde, "Laat ik nu leggen lichte dingen" — komt 'ik' tot een zekere aanvaarding van de dood van 'u': 'u' kan nu begraven worden, onder het ijlste en ontstoffelijkste dat er is (en waarmee je eigenlijk alleen in poëzie kunt strooien: rozeranken, vlindervleugels, dauw, sprenkels zonlicht).
Bron: http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/leopold/vroegwerk.htm
Dettie
J. H. Leopold (1865-1925) (ja)
Geplaatst: 16 nov 2006 02:35 pm
Ik had beloofd nog het gedicht "In de bleeke wangen" te plaatsen.
Hier is het.
In de bleeke wangen...
In de bleeke wangen als violen
de sombere oogen dof gezet,
de rijpe mond met de bloedende lippen
opeen genepen en dun geplet.
En het leven, als woei het en is verdwenen,
wegkrimpende als een vogelvlucht,
zich zelf een sluier, een wa geworden
is dit onbewogene aangezicht.
Een leegte, een schemer, en zich niet keeren,
een treden de jaren ongeteld
met door alles heen het voortdurend weten :
gekrenkt, gekrenkt, en achtergesteld.
J. H. Leopold
uit "Verzameld werk", Van Oorschot Amsterdam
Deze versie komt uit "Toen bliezen de poortwachters",
proza en poëzie van 1880 tot 1920
Querido, Amsterdam 1967
Tiba.
Ik had beloofd nog het gedicht "In de bleeke wangen" te plaatsen.
Hier is het.
In de bleeke wangen...
In de bleeke wangen als violen
de sombere oogen dof gezet,
de rijpe mond met de bloedende lippen
opeen genepen en dun geplet.
En het leven, als woei het en is verdwenen,
wegkrimpende als een vogelvlucht,
zich zelf een sluier, een wa geworden
is dit onbewogene aangezicht.
Een leegte, een schemer, en zich niet keeren,
een treden de jaren ongeteld
met door alles heen het voortdurend weten :
gekrenkt, gekrenkt, en achtergesteld.
J. H. Leopold
uit "Verzameld werk", Van Oorschot Amsterdam
Deze versie komt uit "Toen bliezen de poortwachters",
proza en poëzie van 1880 tot 1920
Querido, Amsterdam 1967
Tiba.
Geplaatst: 01 dec 2006 11:55 pm
'In de bleeke wangen als violen
de sombere oogen dof gezet,
de rijpe mond met de bloedende lippen
opeen genepen en dun geplet.
En het leven, als woei het en is verdwenen,
wegkrimpende als een vogelvlucht,
zich zelf een sluier, een wa geworden
is dit onbewogene aangezicht.
Een leegte, een schemer, en zich niet keeren,
een treden de jaren ongeteld
met door alles heen het voortdurend weten :
gekrenkt, gekrenkt, en achtergesteld.
En schokkende het grote zwichten
en armen die in vertwijfeling slaan,
een wringen omhoog, een biddend reiken,
een klemmen en jammerend laten gaan.
En een hoofd verwordende en bedolven
in der snikken en in der haren nacht,
wond over ondoorgrondlijke stroomen
vervreemd en doodswit opgebracht.
En een stem verwezen en ingezonken
en die nog stervende aanbad:
ik heb zoo zielsveel van je gehouden,
ik heb je zoo lief, zoo lief gehad.'
J.H. Leopold
Abelaerdt
'In de bleeke wangen als violen
de sombere oogen dof gezet,
de rijpe mond met de bloedende lippen
opeen genepen en dun geplet.
En het leven, als woei het en is verdwenen,
wegkrimpende als een vogelvlucht,
zich zelf een sluier, een wa geworden
is dit onbewogene aangezicht.
Een leegte, een schemer, en zich niet keeren,
een treden de jaren ongeteld
met door alles heen het voortdurend weten :
gekrenkt, gekrenkt, en achtergesteld.
En schokkende het grote zwichten
en armen die in vertwijfeling slaan,
een wringen omhoog, een biddend reiken,
een klemmen en jammerend laten gaan.
En een hoofd verwordende en bedolven
in der snikken en in der haren nacht,
wond over ondoorgrondlijke stroomen
vervreemd en doodswit opgebracht.
En een stem verwezen en ingezonken
en die nog stervende aanbad:
ik heb zoo zielsveel van je gehouden,
ik heb je zoo lief, zoo lief gehad.'
J.H. Leopold
Abelaerdt
Geplaatst: 11 dec 2007 02:08 pm
Regen
De bui is afgedreven;
aan de gezonken horizont
trekt weg het opgestapelde, de rond-
gewelfde wolken; over is gebleven
het blauw, het kille blauw, waaruit gebannen
een elke kreuk, blank en opnieuw gespannen.
En hier nog aan het vensterglas
aan de bedroefde ruiten
beeft in wat nu weer buiten
van winderigs in opstand was
een druppel van de regen,
kleeft aangedrukt er tegen,
rilt in het kille licht...
en al de blinking en het vergezicht,
van hemel en van aarde, akkerzwart,
stralende waters, heggen, het verward
beweeg van mensen, die naar buiten komen,
ploegpaarden langs de weg, de oude bomen
voor huis en hof en over hen de glans
der daggeboort, de diepe hemeltrans
met schitterzon, wereld en ruim heelal:
het is bevat in dit klein trilkristal.
J.H. Leopold (1865-1925)
uit: Verzen
(1912. Brugge: Verbeke.)
Dettie
Regen
De bui is afgedreven;
aan de gezonken horizont
trekt weg het opgestapelde, de rond-
gewelfde wolken; over is gebleven
het blauw, het kille blauw, waaruit gebannen
een elke kreuk, blank en opnieuw gespannen.
En hier nog aan het vensterglas
aan de bedroefde ruiten
beeft in wat nu weer buiten
van winderigs in opstand was
een druppel van de regen,
kleeft aangedrukt er tegen,
rilt in het kille licht...
en al de blinking en het vergezicht,
van hemel en van aarde, akkerzwart,
stralende waters, heggen, het verward
beweeg van mensen, die naar buiten komen,
ploegpaarden langs de weg, de oude bomen
voor huis en hof en over hen de glans
der daggeboort, de diepe hemeltrans
met schitterzon, wereld en ruim heelal:
het is bevat in dit klein trilkristal.
J.H. Leopold (1865-1925)
uit: Verzen
(1912. Brugge: Verbeke.)
Dettie
Geplaatst: 07 dec 2008 09:08 am
Ja dat is prachtig.
Maar voor wat mij betreft, liefst niet wachten tot ik dood ben om iets liefs in mijn oor te fluisteren zodat ik op het finale moment een glimlach rond mijn gestorven lippen kan geven, luisterend naar al het liefs dat op mijn ziel gestrooid werd.
Jan S
Ja dat is prachtig.
Maar voor wat mij betreft, liefst niet wachten tot ik dood ben om iets liefs in mijn oor te fluisteren zodat ik op het finale moment een glimlach rond mijn gestorven lippen kan geven, luisterend naar al het liefs dat op mijn ziel gestrooid werd.
Jan S
Ik ben een zwerver overal
Ik ben een zwerver overal,
een doler en een vagebond
en een, die uit zich zelf geen pad,
geen ommekeer en geen uitweg vond.
Ik ben een napraatpapegaai,
ik ben een open spiegelrond,
des Eeuwigen gesproken woord,
het hapert in mijn stamelmond.
J.H.Leopold (1865-1925)
uit: Oostersch (1924)
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://lists.freeteam.nl/mailman/listinfo/coster-l
Zie ook: http://laurensjzcoster.blogspot.com/
Dettie
Ik ben een zwerver overal,
een doler en een vagebond
en een, die uit zich zelf geen pad,
geen ommekeer en geen uitweg vond.
Ik ben een napraatpapegaai,
ik ben een open spiegelrond,
des Eeuwigen gesproken woord,
het hapert in mijn stamelmond.
J.H.Leopold (1865-1925)
uit: Oostersch (1924)
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Aan- en afmelden: http://lists.freeteam.nl/mailman/listinfo/coster-l
Zie ook: http://laurensjzcoster.blogspot.com/
Dettie
Dettie schreef:Ik ben een zwerver overal
Ik ben een zwerver overal,
een doler en een vagebond
en een, die uit zich zelf geen pad,
geen ommekeer en geen uitweg vond.
Ik ben een napraatpapegaai,
ik ben een open spiegelrond,
des Eeuwigen gesproken woord,
het hapert in mijn stamelmond.
J.H.Leopold (1865-1925)
uit: Oostersch (1924)
Dettie
Waar de twee eerste verzen misschien nog enig optimisme zouden kunnen teweeg brengen, vind ik dit gedicht toch wel uiterst pessimistisch klinken. Een wel heel sarcastische zelfomschrijving. Tenzij men het geheel misschien wat ironisch bekijkt.
Lezer100
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 3 gasten