Omdat Albert Verwey al meer dan 70 jaar geleden overleden is, zijn zijn gedichten vrij van copyright.
Er mogen dus meer gedichten geplaatst worden.
Dettie
* Albert Verwey (1865-1936) (ja)
Geplaatst: 11 jan 2005 06:51 pm
De dood van een jaar
Jaar, wat zijt ge een vreemd oud-jaar!
Heet dat gaan sterven?
Met bruine kransen in uw haar
Als een jong man, voor een feestmaal klaar,
Zorgloos, zie ik u zwerven...
O vreemd oud-jaar!
Hoe gaat gij dood, oud-jaar?
Zult gij gaan zitten op een hoop
Blaren, wel bruin, maar warm van zon,
Midde' in het licht en in een doop
Van stralen, of ge eerst nu begon.
Een vroom licht leven:
En leggen dan uw mooi bruin hoofd
Op blaren bruin, in stralen guld,
Tot uw glimlach klaar de lucht vervult,
Als toen, door bosjes bruin omloofd,
Herfstdraden dreven:
Gaat gij dan dood, oud-jaar?
Zal 'k u dan zoeken over 't land,
En lopen in de zonneschijn
En zeggen, neen, dat kan niet zijn,
Dat dit jaar stierf in zonneglans
En zoele winden
En zal 'k dan toch u aan de kant
Van 't pad dat 'k loop langs 't ruige duin,
Al slapende, op uw blarenbruin,
Een dood jaar vinden:
Zeg, kan dat zijn, oud-jaar?
O, smartenrijk oud-jaar,
Oud-jaar, dat 'k zo heb liefgehad
Van dat 'k met u te schreien zat
En haast zou breken
Daar ge iets van 't liefste wat ik weet:
Me een lieve vriend verliezen deed,
't En hielp geen smeken.
Zeg, op uw hand zijn, ziet ge niet?
De tranen die gij schreien liet
En sterft gij nu, of nooit verdriet
Een traan deed leken:
Zeg, kan dat zijn, oud-jaar?
O, vreugderijk oud-jaar,
Mij gaaft gij, onder 't schreien door,
Voor 't liefste wat ik ooit verloor,
't Liefste wat 'k dorst dragen:
De liefste van wie 'k zeker weet
Dat 'k, saam met haar, één lief-en-leed
Getroost durf dragen:
O zeg, kan 't zijn, dat gij zo blij
Kunt sterven, Jaar, omdat gij mij
Vreugd gaaft, die langer leeft dan gij,
O Jaar van weinig dagen...
Zeg, kan dat zijn, oud-jaar?
Sterf dan vrij blij, oud-jaar!
Ik heb van u veel smart gehad
Maar vreugd, als nooit dit hart bezat,
daarneven...
Schud 't bruine doodsbed zacht en dicht,
Houd 't hoofd omkranst, laat lach en licht
't omzwerven.
'k Zal zeggen als 'k uw broeder spreek:
Raak hem niet aan; hij 's nu zo bleek
Maar is zo blij gestorven:
Die 't liefste leven
Mij heeft verworven...
Sterf nu vrij blij, oud-jaar...
Albert Verwey
Uit Nieuwjaarsmorgen
Albert Verwey
Tiba.
De dood van een jaar
Jaar, wat zijt ge een vreemd oud-jaar!
Heet dat gaan sterven?
Met bruine kransen in uw haar
Als een jong man, voor een feestmaal klaar,
Zorgloos, zie ik u zwerven...
O vreemd oud-jaar!
Hoe gaat gij dood, oud-jaar?
Zult gij gaan zitten op een hoop
Blaren, wel bruin, maar warm van zon,
Midde' in het licht en in een doop
Van stralen, of ge eerst nu begon.
Een vroom licht leven:
En leggen dan uw mooi bruin hoofd
Op blaren bruin, in stralen guld,
Tot uw glimlach klaar de lucht vervult,
Als toen, door bosjes bruin omloofd,
Herfstdraden dreven:
Gaat gij dan dood, oud-jaar?
Zal 'k u dan zoeken over 't land,
En lopen in de zonneschijn
En zeggen, neen, dat kan niet zijn,
Dat dit jaar stierf in zonneglans
En zoele winden
En zal 'k dan toch u aan de kant
Van 't pad dat 'k loop langs 't ruige duin,
Al slapende, op uw blarenbruin,
Een dood jaar vinden:
Zeg, kan dat zijn, oud-jaar?
O, smartenrijk oud-jaar,
Oud-jaar, dat 'k zo heb liefgehad
Van dat 'k met u te schreien zat
En haast zou breken
Daar ge iets van 't liefste wat ik weet:
Me een lieve vriend verliezen deed,
't En hielp geen smeken.
Zeg, op uw hand zijn, ziet ge niet?
De tranen die gij schreien liet
En sterft gij nu, of nooit verdriet
Een traan deed leken:
Zeg, kan dat zijn, oud-jaar?
O, vreugderijk oud-jaar,
Mij gaaft gij, onder 't schreien door,
Voor 't liefste wat ik ooit verloor,
't Liefste wat 'k dorst dragen:
De liefste van wie 'k zeker weet
Dat 'k, saam met haar, één lief-en-leed
Getroost durf dragen:
O zeg, kan 't zijn, dat gij zo blij
Kunt sterven, Jaar, omdat gij mij
Vreugd gaaft, die langer leeft dan gij,
O Jaar van weinig dagen...
Zeg, kan dat zijn, oud-jaar?
Sterf dan vrij blij, oud-jaar!
Ik heb van u veel smart gehad
Maar vreugd, als nooit dit hart bezat,
daarneven...
Schud 't bruine doodsbed zacht en dicht,
Houd 't hoofd omkranst, laat lach en licht
't omzwerven.
'k Zal zeggen als 'k uw broeder spreek:
Raak hem niet aan; hij 's nu zo bleek
Maar is zo blij gestorven:
Die 't liefste leven
Mij heeft verworven...
Sterf nu vrij blij, oud-jaar...
Albert Verwey
Uit Nieuwjaarsmorgen
Albert Verwey
Tiba.
Laatst gewijzigd door Dettie op Za Feb 28, 2009 17:03, 1 keer totaal gewijzigd.
Geplaatst: 11 jan 2005 07:02 pm
Verwey had iets zachts en goedmoedigs en ik vond het woord goedertieren op hem van toepassing. Af en toe kon hij, naar buiten kijkend, zijn handen wrijven en zeggen: 'Ja, ja, 't leven is aardig!'
Marie Cremers, Jeugdherinneringen
gevonden in: Toen bliezen de poortwachters, proza en poëzie van 1880 tot 1920, Hans van Straten, Salamander, Em. Querido's uitgeverij N.V. 1967
Tiba.
Verwey had iets zachts en goedmoedigs en ik vond het woord goedertieren op hem van toepassing. Af en toe kon hij, naar buiten kijkend, zijn handen wrijven en zeggen: 'Ja, ja, 't leven is aardig!'
Marie Cremers, Jeugdherinneringen
gevonden in: Toen bliezen de poortwachters, proza en poëzie van 1880 tot 1920, Hans van Straten, Salamander, Em. Querido's uitgeverij N.V. 1967
Tiba.
Geplaatst: 15 jan 2006 02:33 pm Onderwerp
De grote hond en de kleine kat
Een grote hond en een kleine kat,
Die zaten op de kamermat;
En de hond, die zei: Zeg, scheelt jou wat?
Scheer je weg!
En de kat, die zei: Jij bent een hond,
En ik een kat, niet zonder grond;
Hou jij dus nou jouw grote mond:
Scheer je weg!
Scheer je weg: waf, waf! Scheer je weg: sis, sis
Scheer je weg: die is raak! Scheer je weg: die 's nie mis!
Waf waf! sis sis! woef woef! mauw mauw!
En een houw en een beet en een blaf en een grauw:
En de grote hond en de kleine kat,
Die vlogen van de kamermat,
En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?
En hij trapte op een teen,
En zij beet in een been
Van de meid, die riep: ga je heen! O mijn been!
Scheer je weg!
En de grote hond en de kleine kat,
Die zaten weer samen op de kamermat,
En ze lachten en praatten: 'och hemeltje, wat
Trapte ik op haar teen!'
'En beet ik in haar been!'
''t Is gek, maar zo'n mens krijgt ook altijd wat!'
Albert Verwey
in 1889 gebundeld in 'verzamelde gedichten'
opgenomen in Domweg gelukkig in de Dapperstraat
Bert Bakker 2002
Dettie
staat ook bij gedichten over dieren
De grote hond en de kleine kat
Een grote hond en een kleine kat,
Die zaten op de kamermat;
En de hond, die zei: Zeg, scheelt jou wat?
Scheer je weg!
En de kat, die zei: Jij bent een hond,
En ik een kat, niet zonder grond;
Hou jij dus nou jouw grote mond:
Scheer je weg!
Scheer je weg: waf, waf! Scheer je weg: sis, sis
Scheer je weg: die is raak! Scheer je weg: die 's nie mis!
Waf waf! sis sis! woef woef! mauw mauw!
En een houw en een beet en een blaf en een grauw:
En de grote hond en de kleine kat,
Die vlogen van de kamermat,
En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?
En hij trapte op een teen,
En zij beet in een been
Van de meid, die riep: ga je heen! O mijn been!
Scheer je weg!
En de grote hond en de kleine kat,
Die zaten weer samen op de kamermat,
En ze lachten en praatten: 'och hemeltje, wat
Trapte ik op haar teen!'
'En beet ik in haar been!'
''t Is gek, maar zo'n mens krijgt ook altijd wat!'
Albert Verwey
in 1889 gebundeld in 'verzamelde gedichten'
opgenomen in Domweg gelukkig in de Dapperstraat
Bert Bakker 2002
Dettie
staat ook bij gedichten over dieren
Geplaatst: 22 jul 2006 08:38 am
Baders hartewens
Dwars door de tuinen
Van roos en ranken
Zich 't pad te banen,
Dan door de lanen
Van zand en dennen
Vluchtig te rennen
Tot waar de kruinen
Van hoge duinen
In 't blauwe blanken,
En zo te naadren
Met zwellende aadren
In laatste loop
De harde golven
En, overdolven,
Hun koele doop.
Albert Verwey (1865-1936)
uit: Oorspronkelijk dichtwerk, Querido/v.h. Mees
Amsterdam/Santpoort, 1938
Baders hartewens
Dwars door de tuinen
Van roos en ranken
Zich 't pad te banen,
Dan door de lanen
Van zand en dennen
Vluchtig te rennen
Tot waar de kruinen
Van hoge duinen
In 't blauwe blanken,
En zo te naadren
Met zwellende aadren
In laatste loop
De harde golven
En, overdolven,
Hun koele doop.
Albert Verwey (1865-1936)
uit: Oorspronkelijk dichtwerk, Querido/v.h. Mees
Amsterdam/Santpoort, 1938
Laatst gewijzigd door Dettie op Za Feb 28, 2009 17:03, 1 keer totaal gewijzigd.
Geplaatst: 22 jul 2006 08:41 am
Delfse Vermeer, ziende naar Delft zoals hij het zal schilderen
" Een stad aan de overkant,
met torens, poorten, daken,
Walschoeiingen en aken,
Wolkschaduw, zonnebrand.
Wij zien van de overzij
Het voegschrift in haar muren,
Haar koele kleurglazuren,
Haar verte en haar nabij.
Hoe overtreft haar glans
Haar spiegelschijn in 't water! -
Straalt zo de Godsstad later
Tot schijn mijn stad van thans?"
Albert Verweij
Uit de bundel: Rondom mijn werk
Even een gedicht over Delft voor Tiba :wink:
Delfse Vermeer, ziende naar Delft zoals hij het zal schilderen
" Een stad aan de overkant,
met torens, poorten, daken,
Walschoeiingen en aken,
Wolkschaduw, zonnebrand.
Wij zien van de overzij
Het voegschrift in haar muren,
Haar koele kleurglazuren,
Haar verte en haar nabij.
Hoe overtreft haar glans
Haar spiegelschijn in 't water! -
Straalt zo de Godsstad later
Tot schijn mijn stad van thans?"
Albert Verweij
Uit de bundel: Rondom mijn werk
Even een gedicht over Delft voor Tiba :wink:
Geplaatst: 30 aug 2006 06:11 am
Parijse herfstdag
Ik heb de weemoed van uw stad verstaan.
Een stad vol vreugde, zeiden zij die nooit
Geneuchten weten dan het vlees ontplooit,
Vol zoete tastbaarheid en weken waan.
Maar in uw parken geurde uit iedre laan
't Verleden: grootser tuin, voorlang gerooid;
En iedre lijst die strekt of rijst of glooit
Aan uw paleizen, hing de erinring aan.
Erinnring aan dien groten gouden tijd
Toen om uw zonnekoning 't rijk bewoog,
Moed en bevalligheid en weelde en vlijt.
Gij woelt, maar overwont niet: laag en hoog
Richt over u die Dode; uit perk en boog
Beheerst Zijn IJdelheid uw ijdelheid.
Albert Verwey
uit: Oorspronkelijk dichtwerk, Querido/v.h. Mees
Amsterdam/Santpoort, 1938
Tiba.
van het item Gedichten over Frankrijk, ook hier geplaatst
Parijse herfstdag
Ik heb de weemoed van uw stad verstaan.
Een stad vol vreugde, zeiden zij die nooit
Geneuchten weten dan het vlees ontplooit,
Vol zoete tastbaarheid en weken waan.
Maar in uw parken geurde uit iedre laan
't Verleden: grootser tuin, voorlang gerooid;
En iedre lijst die strekt of rijst of glooit
Aan uw paleizen, hing de erinring aan.
Erinnring aan dien groten gouden tijd
Toen om uw zonnekoning 't rijk bewoog,
Moed en bevalligheid en weelde en vlijt.
Gij woelt, maar overwont niet: laag en hoog
Richt over u die Dode; uit perk en boog
Beheerst Zijn IJdelheid uw ijdelheid.
Albert Verwey
uit: Oorspronkelijk dichtwerk, Querido/v.h. Mees
Amsterdam/Santpoort, 1938
Tiba.
van het item Gedichten over Frankrijk, ook hier geplaatst
Geplaatst: 09 aug 2007 03:33 pm
De gerichte wil
Wanneer ik stierf en zij die mij beminden
Rondom mijn baar staan en de een d'andre vraagt:
Wat hadt ge lief in hem: zijn menslijkheid,
Zijn dichterlijke gaaf, zijn trouw aan vrinden,
De zachtheid van een kracht die draagt en schraagt,
Of de onafhanklijkheid van zijn beleid, --
Dan hoop ik dat een zeggen zal: wij weten
Dat hij als mens, dichter en vriend, als kracht
En leider 't zijne deed, maar nu de spil
Van 't denken stilstaat en in zelfvergeten
Zijn mond zich sloot, zien wij zijn sterkste macht:
Een op de onsterflijkheid gerichte wil.
Albert Verwey (1865-1937)
Uit: Een op de onsterfelijkheid gerichte wil. Een keuze uit zijn lyriek
Den Haag, Bakker/Daamen, 1962.
Samengesteld en ingeleid door J.W.Schulte Nordholt. Ooievaar
Ben m'n mail aan het opruimen en kwam dit gedicht tegen.
Dettie
De gerichte wil
Wanneer ik stierf en zij die mij beminden
Rondom mijn baar staan en de een d'andre vraagt:
Wat hadt ge lief in hem: zijn menslijkheid,
Zijn dichterlijke gaaf, zijn trouw aan vrinden,
De zachtheid van een kracht die draagt en schraagt,
Of de onafhanklijkheid van zijn beleid, --
Dan hoop ik dat een zeggen zal: wij weten
Dat hij als mens, dichter en vriend, als kracht
En leider 't zijne deed, maar nu de spil
Van 't denken stilstaat en in zelfvergeten
Zijn mond zich sloot, zien wij zijn sterkste macht:
Een op de onsterflijkheid gerichte wil.
Albert Verwey (1865-1937)
Uit: Een op de onsterfelijkheid gerichte wil. Een keuze uit zijn lyriek
Den Haag, Bakker/Daamen, 1962.
Samengesteld en ingeleid door J.W.Schulte Nordholt. Ooievaar
Ben m'n mail aan het opruimen en kwam dit gedicht tegen.
Dettie
Geplaatst: 09 aug 2007 04:40 pm
Een mooi klassiek gedicht vind ik dit.
Het treft me dat toch dat iets van de persoonlijke gevoelens/verlangens van een dichter van zo lang geleden, nu nog doorklinkt. Het tijdskader is anders natuurlijk, maar het is mooi de dromen van een mens/dichter terug te vinden (moeilijk om uit te leggen wat ik bedoel!).
Toch goed die "oude dichters".
Tiba.
Een mooi klassiek gedicht vind ik dit.
Het treft me dat toch dat iets van de persoonlijke gevoelens/verlangens van een dichter van zo lang geleden, nu nog doorklinkt. Het tijdskader is anders natuurlijk, maar het is mooi de dromen van een mens/dichter terug te vinden (moeilijk om uit te leggen wat ik bedoel!).
Toch goed die "oude dichters".
Tiba.
Geplaatst: 29 jan 2008 11:04 am
Nieuwe reis
De zilvren eilanden van Denemarken,
In 't zomers-vroege licht waar ik ze zag,
Lagen als perken in de waterparken
Waardoor ik voer bij 't opgaan van de dag.
Geen morgen was ooit lieflijker, ooit reinder.
Een pasgeslepen wereld toonde nog
In land en water en verborgen einder
Haar vreemdheid, maar geen aanvang van bedrog.
En ook wij beiden waren, bij 't beginnen
Van zulk een nieuwe reis, in hoop en schroom,
Als zonder zonde, als met gebade zinnen
Open naar 't waken en nog vol van droom.
Albert Verwey (1865-1937)
uit: Oorspronkelijk dichtwerk (1938)
Dettie
Nieuwe reis
De zilvren eilanden van Denemarken,
In 't zomers-vroege licht waar ik ze zag,
Lagen als perken in de waterparken
Waardoor ik voer bij 't opgaan van de dag.
Geen morgen was ooit lieflijker, ooit reinder.
Een pasgeslepen wereld toonde nog
In land en water en verborgen einder
Haar vreemdheid, maar geen aanvang van bedrog.
En ook wij beiden waren, bij 't beginnen
Van zulk een nieuwe reis, in hoop en schroom,
Als zonder zonde, als met gebade zinnen
Open naar 't waken en nog vol van droom.
Albert Verwey (1865-1937)
uit: Oorspronkelijk dichtwerk (1938)
Dettie
Er is een nieuw land in zicht in de vroege ochtend, het land is vreemd, de wereld rein en zonder smet.
Het nieuwe wordt hier verbonden met de idee van reinheid en onschuld, zie de 2° strofe:
Ook 'wij', de dichter en zijn geliefde (?), zijn nog rein als het landschap in de ochtend, 'als zonder zonde', maar vol hoop en droom.
mira
Het nieuwe wordt hier verbonden met de idee van reinheid en onschuld, zie de 2° strofe:
Geen morgen was ooit lieflijker, ooit reinder.
Een pasgeslepen wereld toonde nog
In land en water en verborgen einder
Haar vreemdheid, maar geen aanvang van bedrog
Ook 'wij', de dichter en zijn geliefde (?), zijn nog rein als het landschap in de ochtend, 'als zonder zonde', maar vol hoop en droom.
mira
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten