Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte

 

ARIE VAN DEN BERG – IJSVOGEL

 

Enige tijd geleden kocht ik bij een antiquariaat een dichtbundeltje met de titel: Poëzie verkoopt niet. Ik houd van verzamelbundeltjes omdat ik er dichters in kan ontmoeten die nieuw voor me zijn. In dit bundeltje was dat Arie van den Berg. Zijn gedicht IJsvogel is zo treffend dat het me niet meer los laat. Wie het geluk heeft gehad ooit zelf een ijsvogel gade te slaan, zal begrijpen wat ik bedoel. Daarnaast blijkt de achtergrond van het gedicht ook nog eens heel bijzonder. Een gedicht dus voor Gedicht Uitgelicht.

 

 

IJsvogel

 

dolk op wieken in een jasje van kobalt,
buik oranje…maar de oogwenk ziet
even maar een blauwe vlam

voor hogere jagers zo blauw als het water;
voor wie daaronder huist (de voorn, de bliek)
het grauw oranje van dor blad

totdat de twijg kort neerbuigt, terugveert,
vleugels vinnen blijken en de dolk
zich om de schubben schaart, waarvan

de tak straks glinstert, na de slacht wanneer
het wapen drooggepoetst, de slokop zit en
schokkend kleur geeft aan de winter


Arie van den Berg
Uit: Poëzie verkoopt niet,
Libris 1998

 

Inhoud:

De beeldspraak die Van den Berg gebruikt bij het beschrijven van de ijsvogel en zijn gedrag is treffend en origineel. Dat begint al in de eerste regel: dolk op wieken. Zoals op de tekening te zien is: de snavel van het vogeltje, zijn dodelijke wapen, is groot in verhouding tot zijn betrekkelijk kleine lijfje. Zelfs in het voorbij vliegen valt die op. Dan de oogwenk ziet. Met zijn felle blauwe kleur schiet hij in een flits je blikveld in en uit: in een oogwenk is hij voorbij, maar je ziet hem wel.

De eerste strofe beschrijft hoe de mens hem ziet. De tweede hoe hij haast onzichtbaar blijft, als prooi voor de hogere jagers  (roofvogels) en als jager van zijn prooi (de voorn, de bliek). In de derde strofe volgt de actie. Je ziet het voor je: de afzet van de tak, het zwemmen na de duik waarbij zijn vleugels vinnen blijken en het grijpen van de vis.

In de laatste strofe is alles voorbij. De tak glinstert van de schubben na de slacht (het op de tak spietsen van het visje) en het schoonpoetsen van de snavel (het wapen) van de slokop ( je ziet hem het visje naar binnen werken). En schokkend kleur geeft aan de winter is een prachtige uitdrukking van wat je ervaart als je in een winterswit landschap geconfronteerd wordt met deze zo on-Nederlands, fel gekleurde vogel.


Vorm:

In de teksten die ik vond over het werk van deze dichter worden uitspraken gedaan die ik niet in dit gedicht terugvind. O.a. In zijn poëzie wordt met een vaak ironische ondertoon gedicht over liefde, verval en dood. Daarbij valt op dat hij de traditionele vormgeving niet schuwt, maar eerder bewust uitbuit. Ik kan daar weinig mee, omdat ik nog geen ander werk van hem gelezen ken. Ik wil me dan ook bepalen tot wat er over dit gedicht gezegd kan worden.

Het gedicht heeft 12 regels, die in een regelmatige manier over de bladspiegel zijn verdeeld: 4 maal 3 regels. Hierboven is al gemeld, dat de inhoud van deze afzonderlijke strofes een eenheid vormen.

Er is geen sprake van eindrijm. Op meerdere plaatsen is sprake van een enjambement (het doorlopen van de zin over het eind van de versregel), waarvan er een zelfs de laatste twee strofen verbindt. Mooie alliteraties vind ik vleugels vinnen (die de snelheid waarmee deze verandering plaatsvindt onderstreept) en schubben schaart. Dat is ook een mooie beeldspraak trouwens. Ook slacht en slokop verwijzen naar elkaar, al staan ze wat verder uiteen.

Volgens mijn geraadpleegde literatuurboek is er een verschil tussen metrum en ritme. Bij het metrum gaat het om een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen volgens vastgestelde schema’s. Bij ritme gaat het niet om strakke schema’s. Het ritme beweegt natuurlijk in een gedicht, het maakt een zin expressief doordat er van meer dan alleen de klemtoon gebruik gemaakt wordt. Behalve dit sterk/zwak (dynamisch accent), is er vlug/langzaam (temporeel accent) en hoog/laag (melodisch accent). Metrum is niet noodzakelijk voor een goed gedicht (in sommige perioden van de literatuurgeschiedenis treedt het meer op dan in andere), het ritme is dat echter wel: het behoort tot het wezen van de poëzie.

Naar mijn idee is in dit gedicht geen sprake van een strak metrumschema. Het ritme is zeker wel aanwezig. Wie het gedicht een paar maal hardop leest, zal ontdekken dat het de gebeurtenissen ondersteunt. Zo kun je met je stem bv. een melodisch accent aanbrengen in de tak die neerbuigt, terugveert.

 

Achtergrond:

Sommigen zullen dit gedicht ongetwijfeld al kennen. Maar velen ook niet en dat is eigenlijk vreemd. Want het werd in een oplage van 300 miljoen gedrukt en de royalty’s zijn betaald door de Nederlandse belastingbetaler. Hoe dat zit? Op voorspraak van het Letterkundig Museum is door de Nederlandse Bank aan Arie van den Berg verzocht een gedicht te schrijven over een ijsvogel voor een nieuw briefje van 10 gulden. De tekst is zo klein, dat het weinigen zal zijn opgevallen. Maar op voordrachten heeft hij het wel vaak moeten laten horen. Het betreffende biljet is hier te zien.

Het verhaal achter deze opdracht en alle strubbelingen die de dichter daarbij meemaakte kun je lezen in dit vermakelijke  Volkskrant artikel.

 

Over de dichter:

Arie van den Berg (Alkmaar, 1 juni 1948) is een Nederlandse dichter en essayist. Hij studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en was vervolgens een tijd lang redacteur bij een uitgeverij. Voor zijn dichtbundel Mijn broertje kende nog geen kroos ontving Van den Berg in 1970 de Reina Prinsen Geerligsprijs. In 1976 publiceerde hij zijn volgende bundel De kapper spreekt tegen zijn spiegel. Daarna zouden er met tussenpozen van vaak enkele jaren nog 9 bundels verschijnen, de laatste De tomaten tovenaar in 2006. In 1994 verzamelde hij zijn gedichten van 1968 tot 1978 in Om wat blijvend wil ontroeren.

Van den Berg is naast schrijver en dichter als docent verbonden aan de Schrijversvakschool te Amsterdam. Ook is hij als onder meer poëziecriticus werkzaam voor het NRC Handelsblad.

(Zie voor meer informatie: DBNL Arie van den Berg en het hoofdstuk Arie van den Berg in: Dichters. Interviews van Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper (1980), ook te lezen bij de DBNL).

 

© Librije, januari 2010.

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER